Blozen en verbloesemen

Er hangt mij een hoop gedonder boven het hoofd. En mijn grootste angst is het schilderwerk. Hopelijk kom ik er in deze columnserie niet op terug. Want er wordt een dossierkamer bovenop mijn werkkamer gebouwd, en ze leveren hem slechts in de grondlak aan. Die timmerwerkplaats moest snel leeg zeker, maar ik kan straks dus gaan “afkwasten rond het vriespunt”. Gezien de constructie zal ik één zijdeel niet eens kunnen bereiken, die komt pal naast een andere opbouw.
Het gedonder waar ik nu in zit, zijn nog maar de afbraakwerkzaamheden. Voor het gedonder waar ik straks mee zit, heb ik herhaaldelijk gewaarschuwd: schildercondities en eindlaageigenschappen hebben alles met elkaar te maken. Het is ‘toegepaste chemie’, immersch…

Zo was daar ineens intercoatonthechting: het afbladeren van de toplaag van een meerlaagssysteem. Terwijl alles volgens standaard werkvoorschrift uitgevoerd was. Ook de aangebrachte laklagen waren een laken uit hetzelfde pak. Zelfde applicatiemethode… ruimte netjes geconditioneerd… Niets was anders dan anders. Behalve dus het afbladderen.

Mag ik een voorzet geven?

Zou het kunnen dat er toch sprake is van een afwijking van het normale patroon? Is de oppervlaktespanning van de eerste laag toch minder hoog geweest, waardoor de uitvloeiing van de vervolgens aangebrachte laag minder goed verliep? Kan dat gebeuren, als de eerste laag gewoon dezelfde is als altijd? Kan het zijn dat de oppervlaktestructuur van die eerste laag ineens een keertje anders is?

Ja, dat kan. Om het niet te eenvoudig te maken met die verftechniek, kan een identieke werkwijze bij goed geconditioneerde omstandigheden toch een verschil in tussenlaaghechting geven, bij een meerlaagssysteem. Dan is het dus goed om de Schildersvakkrant te lezen, in de hoop dat de concurrent daar in de drukte niet aan toe komt.

De donderpreek van deze keer betreft de termen ‘blushing’ en ‘blooming’. Een Duitser zou dan zeggen “in nieuwduits”, want ook zij houden de Engelse woordenschat niet buiten de grenzen, maargoed. ‘Coating’ is ook Engels. Met blushing bedoelen de eilandbewoners de waasvorming door neerslaan van condensatie. Het uitdampen van oplosmiddel (of water) onttrekt warmte aan de lak, en op een koeler oppervlak zal condens neer kunnen slaan. Met blooming bedoelt men het opconcentreren van sommige vaste deeltjes aan het oppervlak, hetgeen tijdens het uitdampen kan gebeuren. Sommige vaste deeltjes worden als het ware iets meegetrokken naar het oppervlak. Dat leidt tot kleurverschillen, glansverschillen en zelfs ruwheidsverschillen. Beide effecten hebben dus invloed op de oppervlaktegesteldheid van de eerste laklaag. De samenstelling daarvan heeft via zijn oppervlaktespanning invloed op de hechting van de tweede laag. Als ik er nou nog bij zet, dat overtollig vocht ook kan optrekken vanuit bijvoorbeeld beton, weten we dus dat ook identieke laksystemen bij identieke werkomstandigheden niet tot identieke intercoathechting hoeven te leiden. Een droge ondergrond gaat dus dieper dan “het heeft vandaag niet geregend en de kat heeft vandaag even geen vlaggetjesdag”.

Maar dit gaat mij volgende week niet de winter door helpen, vrees ik… Dat wordt sowieso nat-in-nat kwasten. Wat de bouwerij betreft, kan ik “het dak op”!

Edward Uittenbroek

Bron: Schildersvakkrant, februari 2006